In het radioprogramma De Taalstaat behandelde Tamara Mewe het verschil tussen danken en wijten, en dan met name in de constructie dit is te danken/wijten aan. Fijn, genuanceerd taaladvies, dat de scherpslijpers bevestigde in hun opmerkzaamheid en anderzijds de lankmoedigen de aanknopingspunten bood om op te merken dat hier sprake is van een taalverandering (danken wordt algemeen, en wijten specifiek negatief). Helaas wel een taalverandering die al tientallen jaren gaande is, maar goed.
Je hebt in zo'n radio-item niet echt de tijd om er eens rustig voor te gaan zitten, want het moet allemaal snel de kern raken, maar ik stond na afloop nog even met Tamara te praten, en zij liet me een overzichtje zien van de oordelen van een panel dat geraadpleegd was door het Taaladviesoverleg van taaladvies.net (ja, u denk misschien dat al die taaladviseurs hun wijsheid uit hun duim zuigen, maar er wordt serieus onderzoek naar gedaan). Daar zat een eigenaardigheidje in.
Wat ze in die panelraadpleging hadden gedaan was zinnetjes aan panelleden voorleggen en kijken of ze die zinnetjes zouden corrigeren. Dus bijvoorbeeld De schade was te danken aan het onweer, en dan zijn er altijd mensen die zeggen: "Schade is negatief, dus dat moet zijn te wijten." Die correctie werd vaak uitgevoerd. Maar als je vervolgens een zinnetje voorlegde als Ik had de schade te danken aan mijn onoplettendheid was er haast niemand die daar liever te wijten zag staan. Tamara vermoedde dus dat niet alleen de betekenis, maar ook de constructie van invloed was.
Dat denk ik ook. Ik heb ook helemaal niet de neiging om te zeggen Ik had de schade te wijten aan mijn oplettendheid. Als ik eerlijk ben vind ik dat eigenlijk gewoon ongrammaticaal. Hoe komt dat? Ik denk omdat er een verschil is in semantische rol (of thematische rol).
In een zin als Ik wijt dit cijfer aan een onoplettende leraar druk je uit dat het jouw inschatting is dat een bepaald cijfer toe te schrijven is aan een onoplettende leraar (of aan de onoplettendheid van die leraar). Het punt is echter dat dit niet per se jouw eigen cijfer hoeft te zijn. Je kunt deze zin ook uitspreken over het cijfer van iemand anders. Met het woord wijten druk je uit dat je die oorzakelijkheid negatief beoordeelt. Het kan zijn dat het cijfer slecht is, of dat het juist goed is. Het is de onoplettendheid van de leraar die een negatieve rol heeft gespeeld.
Nu de zin Ik dank dit cijfer aan een onoplettende leraar. Nu is het waarschijnlijk dat het cijfer zelf goed is (of de zin moet ironisch bedoeld zijn), maar het belangrijke verschil is dat het in dit geval jouw eigen cijfer betreft. Je kunt deze zin niet meer uitspreken over het cijfer van iemand anders.
Wat betekent dit? Dat houdt in datin Ik dank dit cijfer aan een onoplettende leraar het onderwerp de semantische rol van de bevoordeelde persoon krijgt. Deze semantische rol ontbreekt in Ik wijt dit cijfer aan een onoplettende leraar. Daar is het onderwerp alleen maar de persoon die het (negatieve) oordeel uitspreekt, de beoordelaar.
Nu wordt ook duidelijk waarom je bij Dit cijfer is te danken/wijten aan een onoplettende leraar twee keuzes hebt, alleen verschillend in het positieve of negatieve oordeel. Het positieve oordeel is verbonden met de (verzwegen) bevoordeelde persoon, en het negatieve oordeel doet geen uitspraak over wie er precies benadeeld wordt. Echter, bij Ik heb dit cijfer te danken aan een onoplettende leraar is de bevoordeelde persoon aanwezig in het onderwerp, dat in de constructie Ik heb iets te... altijd de semantische rol van de ervaarder krijgt (en dus niet van de beoordelaar). Daarom is Ik heb dit cijfer te wijten aan een onoplettende leraar moeilijk: vanwege te wijten wil je een beoordelaar, en vanwege heb te verwacht je een ervaarder. Dat past niet.
Danken en wijten verschillen dus niet alleen in de positieve en negatieve lading, maar ook in de semantische rol van hun onderwerp: het onderwerp van danken is een bevoordeelde persoon, het onderwerp van wijten is alleen maar een beoordelaar. Het onderwerp van wijten hoeft zelf geen nadeel te hebben.
Je hebt in zo'n radio-item niet echt de tijd om er eens rustig voor te gaan zitten, want het moet allemaal snel de kern raken, maar ik stond na afloop nog even met Tamara te praten, en zij liet me een overzichtje zien van de oordelen van een panel dat geraadpleegd was door het Taaladviesoverleg van taaladvies.net (ja, u denk misschien dat al die taaladviseurs hun wijsheid uit hun duim zuigen, maar er wordt serieus onderzoek naar gedaan). Daar zat een eigenaardigheidje in.
Wat ze in die panelraadpleging hadden gedaan was zinnetjes aan panelleden voorleggen en kijken of ze die zinnetjes zouden corrigeren. Dus bijvoorbeeld De schade was te danken aan het onweer, en dan zijn er altijd mensen die zeggen: "Schade is negatief, dus dat moet zijn te wijten." Die correctie werd vaak uitgevoerd. Maar als je vervolgens een zinnetje voorlegde als Ik had de schade te danken aan mijn onoplettendheid was er haast niemand die daar liever te wijten zag staan. Tamara vermoedde dus dat niet alleen de betekenis, maar ook de constructie van invloed was.
Dat denk ik ook. Ik heb ook helemaal niet de neiging om te zeggen Ik had de schade te wijten aan mijn oplettendheid. Als ik eerlijk ben vind ik dat eigenlijk gewoon ongrammaticaal. Hoe komt dat? Ik denk omdat er een verschil is in semantische rol (of thematische rol).
In een zin als Ik wijt dit cijfer aan een onoplettende leraar druk je uit dat het jouw inschatting is dat een bepaald cijfer toe te schrijven is aan een onoplettende leraar (of aan de onoplettendheid van die leraar). Het punt is echter dat dit niet per se jouw eigen cijfer hoeft te zijn. Je kunt deze zin ook uitspreken over het cijfer van iemand anders. Met het woord wijten druk je uit dat je die oorzakelijkheid negatief beoordeelt. Het kan zijn dat het cijfer slecht is, of dat het juist goed is. Het is de onoplettendheid van de leraar die een negatieve rol heeft gespeeld.
Nu de zin Ik dank dit cijfer aan een onoplettende leraar. Nu is het waarschijnlijk dat het cijfer zelf goed is (of de zin moet ironisch bedoeld zijn), maar het belangrijke verschil is dat het in dit geval jouw eigen cijfer betreft. Je kunt deze zin niet meer uitspreken over het cijfer van iemand anders.
Wat betekent dit? Dat houdt in datin Ik dank dit cijfer aan een onoplettende leraar het onderwerp de semantische rol van de bevoordeelde persoon krijgt. Deze semantische rol ontbreekt in Ik wijt dit cijfer aan een onoplettende leraar. Daar is het onderwerp alleen maar de persoon die het (negatieve) oordeel uitspreekt, de beoordelaar.
Nu wordt ook duidelijk waarom je bij Dit cijfer is te danken/wijten aan een onoplettende leraar twee keuzes hebt, alleen verschillend in het positieve of negatieve oordeel. Het positieve oordeel is verbonden met de (verzwegen) bevoordeelde persoon, en het negatieve oordeel doet geen uitspraak over wie er precies benadeeld wordt. Echter, bij Ik heb dit cijfer te danken aan een onoplettende leraar is de bevoordeelde persoon aanwezig in het onderwerp, dat in de constructie Ik heb iets te... altijd de semantische rol van de ervaarder krijgt (en dus niet van de beoordelaar). Daarom is Ik heb dit cijfer te wijten aan een onoplettende leraar moeilijk: vanwege te wijten wil je een beoordelaar, en vanwege heb te verwacht je een ervaarder. Dat past niet.
Danken en wijten verschillen dus niet alleen in de positieve en negatieve lading, maar ook in de semantische rol van hun onderwerp: het onderwerp van danken is een bevoordeelde persoon, het onderwerp van wijten is alleen maar een beoordelaar. Het onderwerp van wijten hoeft zelf geen nadeel te hebben.