Frits Spits begon vandaag het eerste uur van zijn nieuwe programma De Taalstaat met de zin Het is wat het is, die hij de afgelopen week in de media opgemerkt had. Hij noemde het een "paradoxale zin" en zette zo de luisteraars even aan het denken over taal.
Het is dat er dan meteen Raymon van 't Groenewoud achteraan zat, dus de meeste luisteraars zullen daar weer danig door afgeleid zijn, maar gelukkig is de taalprof paraat om die gedachte even vast te houden en uit te spinnen.
Het is wat het is, waarom is dat een gekke zin? Misschien moet je hem tautologisch noemen, want natuurlijk is iets wat het is. Maar het gekke zit hem niet in de tautologie op zichzelf, maar ook in een grammaticale eigenaardigheid.
In feite gaat het om hetzelfde geval als Er staat niet wat er staat van de dichter Martinus Nijhoff. Dat heeft diezelfde gekheid, en ook hetzelfde grammaticale gekkigheidje. Dat blijkt als je na gaat denken over de vraag welke woordsoort wat is.
Als je dat doet merk je meteen dat er twee mogelijkheden zijn: wat is een betrekkelijk voornaamwoord, of het is een vragend voornaamwoord. In het eerste geval heb je de betekenis Datgene wat het is, is het, en dat heeft inderdaad iets voordehandliggends. In het tweede geval staat er echter iets als De vraag wat het is wordt beantwoord door het bestaan zelf. In die betekenis is het een antwoord op de vraag Wat is het? Het IS wat het is.
Welke betekenis is er bedoeld in de zin Het is wat het is? Ik denk oorspronkelijk de laatste. Wat als vragend voornaamwoord. Echter, het vanzelfsprekende versterkt natuurlijk de andere lezing, en dan krijg je een uitspraak die door zijn vanzelfsprekendheid ofwel een literaire waarde krijgt (bij Nijhoff), of een dooddoener wordt. Tja. Het is wat het is. Meer is het ook niet.
Het is dat er dan meteen Raymon van 't Groenewoud achteraan zat, dus de meeste luisteraars zullen daar weer danig door afgeleid zijn, maar gelukkig is de taalprof paraat om die gedachte even vast te houden en uit te spinnen.
Het is wat het is, waarom is dat een gekke zin? Misschien moet je hem tautologisch noemen, want natuurlijk is iets wat het is. Maar het gekke zit hem niet in de tautologie op zichzelf, maar ook in een grammaticale eigenaardigheid.
In feite gaat het om hetzelfde geval als Er staat niet wat er staat van de dichter Martinus Nijhoff. Dat heeft diezelfde gekheid, en ook hetzelfde grammaticale gekkigheidje. Dat blijkt als je na gaat denken over de vraag welke woordsoort wat is.
Als je dat doet merk je meteen dat er twee mogelijkheden zijn: wat is een betrekkelijk voornaamwoord, of het is een vragend voornaamwoord. In het eerste geval heb je de betekenis Datgene wat het is, is het, en dat heeft inderdaad iets voordehandliggends. In het tweede geval staat er echter iets als De vraag wat het is wordt beantwoord door het bestaan zelf. In die betekenis is het een antwoord op de vraag Wat is het? Het IS wat het is.
Welke betekenis is er bedoeld in de zin Het is wat het is? Ik denk oorspronkelijk de laatste. Wat als vragend voornaamwoord. Echter, het vanzelfsprekende versterkt natuurlijk de andere lezing, en dan krijg je een uitspraak die door zijn vanzelfsprekendheid ofwel een literaire waarde krijgt (bij Nijhoff), of een dooddoener wordt. Tja. Het is wat het is. Meer is het ook niet.