Ik zat in een trein die op het punt stond station Zwolle binnen te rijden, toen uit de intercom het vertrouwde, half verstaanbare geluid van de reisinformatie klonk. Ik verstond nog net hoe de conducteur zijn verhaal afsloot. Hij wenste ons Een bijzondere goedenavond.
Eigenaardig! Ik dacht eerst dat hij zich vergiste, en dat het Een bijzonder goedenavond zou moeten zijn, maar dat klopt natuurlijk ook niet helemaal. Want als goedenavond het zelfstandig naamwoord zou zijn, dan kun je daar geen bijwoord bijzonder bij krijgen (alleen het bijvoeglijk naamwoord bijzondere), en als goedenavond geen zelfstandig naamwoord is, dan zou je Een bijzonder goede avond moeten zeggen, en heb je niet meer de wens goedenavond!
Het is ook niet echt een incident of een geïsoleerd geval, want Een hele goedenavond! is in de spreektaal zeker een heel (hele) gebruikelijke wens. Alhoewel, dat klinkt ook niet helemaal lekker, want daar zou ik liever Een hele goede avond zeggen. Maar hoe zit dat dan in elkaar?
Dat goedenavond één woord kan zijn, lijkt me duidelijk. Ik denk dat je het zou moeten benoemen als een tussenwerpsel, net als hallo of vaarwel. Ook is het evident dat goedenavond ontstaan is uit een "normale" woordgroep een goede avond. Je laat het lidwoord weg, en van de andere twee woorden maak je één woord. Tot zover niks geks. Maar dan komt het.
Stel je wilt die wens versterken, en je probeert dat door het bijwoord bijzonder toe te voegen. Dat kan eigenlijk niet, omdat dit bijwoord alleen past bij een bijvoeglijk naamwoord (goede) en niet bij een wens (je kunt niet zeggen bijzonder hallo!). Dus moet je eigenlijk die wens (goedenavond) weer uit elkaar rafelen (goede avond), bijzonder erbij zetten, en natuurlijk weer een lidwoord. Dan krijg je weer een gewone woordgroep die je als wens kunt inzetten (net als een bijzonder fijne avond!)
Maar waarom zei die conducteur dan Een bijzondere goedenavond? Is dat parallel aan Een hele goede avond, waarbij het bijwoord hele de verbuiging van het bijvoeglijk naamwoord (goede) overneemt? Dat zou wel gek zijn, want waar dat bij hele en erge heel gebruikelijk is, komt het bij bijzonder nooit voor. Een bijzondere fijne avond of Een bijzondere dikke fout klinkt wel heel erg ongebruikelijk, zeker ongebruikelijker dan Een bijzondere goedenavond.
Ik denk dat de conducteur het woord goedenavond niet als een tussenwerpsel, maar als een zelfstandig naamwoord heeft gezien. Het lidwoord vraagt om een zelfstandig naamwoord, en de -n tussen goede en avond verhindert dat je die twee als aparte woorden ziet. Maar als een het lidwoord is en goedenavond het zelfstandig naamwoord, moet bijzonder dus een bijvoeglijk naamwoord zijn, en dient het dus verbogen te worden. Vandaar Een bijzondere goedenavond.
En waarom viel het mij op? Omdat ik (natuurlijk ook onbewust) Een bijzondere goedenavond opvatte als de wens dat mijn goedenavond een bijzondere zou zijn. En een conducteur die hoopt dat mijn avond bijzonder zal zijn, dat is wel een beetje gek.
Eigenaardig! Ik dacht eerst dat hij zich vergiste, en dat het Een bijzonder goedenavond zou moeten zijn, maar dat klopt natuurlijk ook niet helemaal. Want als goedenavond het zelfstandig naamwoord zou zijn, dan kun je daar geen bijwoord bijzonder bij krijgen (alleen het bijvoeglijk naamwoord bijzondere), en als goedenavond geen zelfstandig naamwoord is, dan zou je Een bijzonder goede avond moeten zeggen, en heb je niet meer de wens goedenavond!
Het is ook niet echt een incident of een geïsoleerd geval, want Een hele goedenavond! is in de spreektaal zeker een heel (hele) gebruikelijke wens. Alhoewel, dat klinkt ook niet helemaal lekker, want daar zou ik liever Een hele goede avond zeggen. Maar hoe zit dat dan in elkaar?
Dat goedenavond één woord kan zijn, lijkt me duidelijk. Ik denk dat je het zou moeten benoemen als een tussenwerpsel, net als hallo of vaarwel. Ook is het evident dat goedenavond ontstaan is uit een "normale" woordgroep een goede avond. Je laat het lidwoord weg, en van de andere twee woorden maak je één woord. Tot zover niks geks. Maar dan komt het.
Stel je wilt die wens versterken, en je probeert dat door het bijwoord bijzonder toe te voegen. Dat kan eigenlijk niet, omdat dit bijwoord alleen past bij een bijvoeglijk naamwoord (goede) en niet bij een wens (je kunt niet zeggen bijzonder hallo!). Dus moet je eigenlijk die wens (goedenavond) weer uit elkaar rafelen (goede avond), bijzonder erbij zetten, en natuurlijk weer een lidwoord. Dan krijg je weer een gewone woordgroep die je als wens kunt inzetten (net als een bijzonder fijne avond!)
Maar waarom zei die conducteur dan Een bijzondere goedenavond? Is dat parallel aan Een hele goede avond, waarbij het bijwoord hele de verbuiging van het bijvoeglijk naamwoord (goede) overneemt? Dat zou wel gek zijn, want waar dat bij hele en erge heel gebruikelijk is, komt het bij bijzonder nooit voor. Een bijzondere fijne avond of Een bijzondere dikke fout klinkt wel heel erg ongebruikelijk, zeker ongebruikelijker dan Een bijzondere goedenavond.
Ik denk dat de conducteur het woord goedenavond niet als een tussenwerpsel, maar als een zelfstandig naamwoord heeft gezien. Het lidwoord vraagt om een zelfstandig naamwoord, en de -n tussen goede en avond verhindert dat je die twee als aparte woorden ziet. Maar als een het lidwoord is en goedenavond het zelfstandig naamwoord, moet bijzonder dus een bijvoeglijk naamwoord zijn, en dient het dus verbogen te worden. Vandaar Een bijzondere goedenavond.
En waarom viel het mij op? Omdat ik (natuurlijk ook onbewust) Een bijzondere goedenavond opvatte als de wens dat mijn goedenavond een bijzondere zou zijn. En een conducteur die hoopt dat mijn avond bijzonder zal zijn, dat is wel een beetje gek.